Portretten - Nieuwendijk Sijt

Ga naar de inhoud

Portretten
Wim Groeneveld

‘Ze wou weten wat er in die vergadering was gezegd, die vrouw van de krant...’
‘Kunt u zwijgen?’, vroeg ik.
‘Jawel hoor!’, zei ze.
‘Nou, ík óók!’
Wim moest er zelf hard om lachen. Hij keek me zijdelings aan om te checken hoe z’n grap viel.
Even daarvoor waren we bij het gemeentehuis weggereden. Het ging net als altijd: ik zat achter het stuur en Wim zat naast me. Op z’n praatstoel.
Dit keer blikte hij weer eens terug op een van zijn persoonlijke hoogtepunten uit de Werkendamse politiek. Voor eigenlijk alle Nieuwendijkers was Wim daar al jarenlang our man in the field. Nog steeds werd hij breed gewaardeerd. Zowel binnen als buiten het gemeentehuis. Hoewel de liefde niet altijd van twee kanten kwam. (Gevleugelde uitspraak van Wim: ‘Het blíjven Werkendammers!’)
Hij had een nuchtere kijk op de dingen en was altijd recht-door-zee. Wel kon hij soms wat koppig zijn. Dat had hem in Nieuwendijk een bijnaam opgeleverd: ‘Wimke den Eèzel’.
‘Maar over de jeugd van tegenwóórdig gesproken…’ (We hadden eerder die avond een (nóg) eigentijdsere Jeugdnota vastgesteld). Wim duwde zijn kin omhoog, stak zijn vinger in de lucht en keek mij met vastberaden blik aan. ‘Góeverstaan!’, zei hij. Als hij dát zei, wist ik dat ik heel goed moest gaan opletten. Want dan was het meestal niet ‘zomaar-zomaar-iets’, dat hij onder mijn aandacht wilde brengen. Dit keer was het thema: toenemend ontsporingsgedrag bij jongeren, als gevolg van afnemend correctief optreden door hun ouders. Wim zette zijn opvattingen daarover met luide stem uiteen.
Ongeveer het eind van de Sportlaan stopte hij opeens zijn betoog. ‘Waar ik nu opeens aan moet denken… Weet je wat ík weleens beleefd heb in m’n leven…?’ Ik moest hem het antwoord schuldig blijven.
‘Jaren geleden, toen ik nog werkte, moesten we ergens een voetbalveld aanleggen… Mijn maat en ik waren de hele dag bezig geweest en het lag er kéurig bij. Een héél veld van egaal gemaakte, fijne grond. Er lag geen klontje meer verkeerd… Kon zó worden ingezaaid’.
Hij keek me zijdelings aan en liet een korte stilte vallen. ‘Komt me daar opééns een opgeschoten ventje op een crossbrommer aan en die scheurt zómaar, kris-kras, het héle veld over…! Alles weer naar de Filistíjnen natuurlijk!’
‘Ik zeg tegen mijn maat: ga jij ‘ns bij díe uitgang staan, dan blijf ik bij déze… Want hij móest natuurlijk een keer van dat veld afkomen, en er waren maar twee in- en uitgangen. En, ja hoor…, op een bepaald moment stopte hij er dan tóch mee, en kwam mijn kant op. Ik hield ‘m tegen en zei: ‘dat moet je nou nóg ‘ns een keer doen, joh…, als je durft!’
‘Bést!, zei dat ventje. En hij trapte zijn brommer weer aan en reed zó, met flink geraas, in grote bochten, dat veld weer op en neer. Hij stopte weer pal voor me en keek me brutaal aan: Zó goed…?, vroeg hij’.
‘Ik zei niks terug, maar stompte hem récht op z’n bakkes! Hij wankelde even, deed alletwee zijn handen naar z’n mond en spuugde toen zijn voortanden uit… Allebei!’
Inmiddels waren we al bij de Zandsteeg aangekomen en zette ik mijn auto aan de kant. Wim opende het portier, maar bleef nog even zitten. ‘En toen dacht ik: nóu heb ik het voor mekaar….! Ik zag de politie al op me afkomen, natuurlijk…’
Hij stapte uit en stak z’n hoofd nog even naar binnen. ‘En wat dénk je…? Nóóit meer iets van gehoord!’ Breedlachend keek hij me aan.
‘Die vader en moeder hebben natuurlijk gezegd: móói zo…! Nou ben je éindelijk eens een keer de góeie tegengekomen, jij!’
‘Zóu het…?’
‘Ja, natúúrlijk! Dat kán toch niet anders…? Want zo gauw als hij thuiskwam, hebben ze het moeten zíen: allebei z’n voortanden lagen er uit…! Wat is er met jóu gebeurd?, hebben ze natuurlijk gevraagd. En toen móest hij het wel vertellen… Eindelijk eens iemand die weet hoe je jou moet aanpakken…, hebben ze toen gezegd, …en dat werd tíjd ook!’
Hij tilde zijn kin weer wat op en keek me triomfantelijk aan. ‘Nee, zo is’t gegaan…, dat móet wel… Anders hadden ze me wel weten te vínden!’
‘Prettige avond nog, hè!’

Ad Dolislager

Naschrift:
In werkelijkheid werden bovenvermelde dialogen uiteraard in ABN (Algemeen Beschaafd Nieuwendijks) gevoerd.

Drik van Breugel: “Je blijft er aan denken, je hele leven lang..

NIEUWENDIJK, 11 okt 1994 - Burgemeester Dorland van Werkendam speldde donderdag 6 oktober 1994 deze onderscheiding op de revers van Drik van Breugel (67). Hij kreeg dat insigne naar aanleiding van zijn verwondingen, opgelopen tijdens de 'Tweede Politionele Aktie' in 1949 in het toenmalige Nederlandsch Indië. Met een schotwond in de borst en enkele maanden later het verlies van zijn linkerbeen, heeft hij een zware prijs betaald voor zijn dienstplicht.
Ondanks die verwondingen is hij nog steeds dankbaar voor de ervaringen, die hij als broekie van nauwelijks 20 heeft opgedaan in de 'Gordel van Smaragd', zoals Indië door vele Nederlanders nog steeds met nostalgisch heimwee wordt getypeerd. Die heimwee slaat dan eigenlijk op de vooroorlogse periode, toen de koloniale structuren nog probleemloos functioneerden. Met de Japanse bezetting en de opkomst van Soekarno's onafhankelijkheidsstrijd spatte die oosterse droom in miljoenen scherven uiteen, daarbij vele mensen - Indonesiërs en Nederlanders - geestelijk en lichamelijk diep verwondend. Velen lieten het leven en vooral de altijd nabije dood, loerend uit de bush-bush, uit die vriendelijk wuivende klapperboom of gewoon vanaf de sawah-veldjes, maakte die knapen van nauwelijks 20 in een klap volwassen. Ook voor de vrijheidsstrijders was de dood een dagelijkse metgezel. Er was nauwelijks kans op overleven bij de botsingen, de haat zat zo diep, dat ze zich letterlijk doodvochten. Berucht zijn de namen van kapitein Raymond Westerling en Ponke Princen. Westerling die zonder pardon opkwam voor zijn manschappen en meermalen flink over de schreef ging bij vergeldingen; Princen als de man die deserteerde en later overliep naar de TNI (Tentara National Indonesia) Sukarno’s vrijheidsstrijders. Drik's verhaal is er een van de velen die ik in de afgelopen jaren al heb gehoord van oud-KNIL-ers en in al die geschiedenissen valt één ding bovenal op: hun bijna eeuwige verbondenheid met de bevolking en Indië. Het kon dan ook niet uitblijven: een bezoek aan Indonesië in 1978 en het emotionele weerzien met het land, dat voor een groot deel zijn leven heeft bepaald, ondanks zijn verblijf van nauwelijks 2 jaar. Foto's, films en aantekeningen markeren die periode en zijn latere bezoek.

'Donderse Brak'

Hij kwam op in Nijmegen bij het roemruchte Regiment Stoottroepen op 5 juni 1947. Na de opleiding, waarbij al vast stond dat ze naar Indië gingen, vertrok de lichting op 5 november met het troepentransportschip 'Volendam' met in totaal 1500 man aan boord naar Batavia. Een reis van nauwelijks 3½ week, maar door averij, opgelopen in het Suez-kanaal, werden het er 6. In Batavia stonden een tweetal vrienden (Hans Groeneveld en Jo van Breugel) hem op de kade op te wachten, maar ze hadden hem niet opgemerkt. Hij sloop in een omtrekkende beweging achter ze en toen ze na enige tijd foeterden: "Waar blijft diejen donderse 'Brak' nou" , joeg Drik ze de stuipen op het lijf met zijn begroeting in plat Nieuwendijks. De omstandigheden aan boord waren erbarmelijk. Bij z'n aankomst was hij bijna 27 pond gewicht kwijt, "...en dat van een manneke, dat van huis uit al vel over been was", grinnikte hij. Na aankomst gingen ze door naar Makassar, een havenstad op het zuidwestelijke puntje van Celebes, waar een acclimatiseringskamp was ingericht. Daar leerde hij ook kapitein Westerling kennen. Tijdens de aanpassingsperiode leerden de groentjes uit Holland te overleven in de tropen en de kneepjes van de guerilla-strijd. Na enkele maanden gingen ze vervolgens per DC-3 naar Semarang op midden-Java voor het zware werk. We spreken dan over medio 1948. Hij herinnert zich vooral het dualistische karakter van de Indische samenleving. Een bevolking die aan één kant 'senang' (lief, aardig) was voor de Hollanders, maar ook de wreedheid van de TNI, die bij gelijktijdig bij diezelfde bevolking kon rekenen op brede steun.

De dood als metgezel

Voor Drik ging het voor het eerst fout op 29 januari 1949 tijdens een actie in een kampong in Bantoel. Bij inspectie van de hutten kwamen ze in het onderkomen van de 'kapala kampong', zeg maar de burgemeester. Daar hing een levensgroot portret van Soekarno aan de wand en Drik zei tegen z'n makker Cor Schellekes: "Hier valt weinig goeds te verwachten". Vrijwel direct viel hem een vierkant gat op in de grond, aan de rand van de hut en Drik liet zich daar in zakken. In het licht van z'n lantaarn ontwaardde hij ondergronds een kompleet wapenarsenaal ... en een schim. In een fractie van 'n seconde waarschuwde hij zijn makkers, brulde "datang", wat zo ongeveer betekent: 'kom maar op, dat ik je bij je donder vat', knipte het licht van z'n lantaarn uit en liet zich opzij vallen. Het schot trof hem vol in de borst, onder de long. De schutter ontkwam en Drik werd afgevoerd naar een hospitaal in Semarang. Het was niet zijn eerste confrontatie met de dood. Die kwam eerder die maand. Zijn groep liep in tirailleurslinie (breed verspreid) naar een verdachte kampong in de buurt van Djokjakarta. In de alang-alang (hoog gras) zochten ze dekking. Liggend onder een klapperboom bespiedde hij zijn omgeving en keek ook automatisch naar boven. Hoog in de boom zag hij de sniper (sluipschutter), loerend naar zijn naderende makkers. Drik verstijfde van schrik. Voorzichtig tikte hij zijn KNIL-maat Kasran aan en wees naar boven. Die wees naar zijn pistool en vervolgens naar de sniper. Maar zomaar iemand uit een boom schieten was voor onze Nieuwendijker op dat moment teveel. Kasran bedacht zich toen geen ogenblik en vuurde, zonder ook maar een moment te twijfelen. De scherpschutter plofte dood neer naast de beide militairen. Het verhaal komt er zeer geëmotioneerd uit. Een doodgewone dorpsjongen uit het Land van Heusden en Altena leerde de keiharde realiteit van de oorlog kennen. Al even dramatisch was zijn verhaal over de dood van de NAC-voetballer Piet Mak. Ze stonden pal naast elkaar toen een daverend schot een einde maakte aan diens leven. Piet was de eerste maat die in zijn bijzijn stierf. Zijn gemoed schiet nu nog vol bij het vertellen van dit verhaal.

Op een mijn
Op 17 juni 1949 reed Drik als brenschutter op een van de zes brencarriers (gepantserde rupsvoertuigen met een mitrailleur) ter beveiliging van een konvooi van Djokjakarta naar Kalioerang (Java). De weg was ondermijnd met een vliegtuigbom, die met een trekdraad vanuit de rijstvelden tot ontploffing werd gebracht, een oude maar zeer effectieve truc van de TNI. De klap was immens. Drik en zijn luitenant werden zwaar gewond uit het voertuig geslingerd, waarbij hij ontdekte, dat het met z'n linkerbeen helemaal fout zat. Dat bungelde er hopeloos aan. Hij was in een beekje beland, dat al snel rood kleurde van het bloed. Razendsnel ingrijpen van een 'hospik' voorkwam dat hij ter plekke doodbloedde. Een zestal opgeroepen Mosquito jachtvliegtuigen mitrailleerden de rijstvelden schoon, maar van de TNI-ers werd geen spoor meer gevonden. In het hospitaal in Semarang werd het been geamputeerd en voor Van Breugel was de oorlog in Indië voorbij. Drie maanden later keerde hij met de Johan van Oldebarneveld en vele honderden gewonden terug naar Nederland, waar een 're-amputatie' werd uitgevoerd. De provisorische ingreep op Java werd hier vakkundig afgewerkt: het botte stompje werd opnieuw geopereerd en keurig  eivormig afgerond, zodat hij later gemakkelijker met een prothese  zou kunnen lopen.

Laat
Beide verwondingen waren nu aanleiding voor de minister van defensie om - 45 jaar na dato - Drik van Breugel te eren met het Draaginsigne Gewonden. Een (te) late erkenning van de onschuld van die duizenden dienstplichtigen, die niets anders deden dan de politieke  besluiten van het parlement en de regering uitvoeren, tegen de op dat moment al heersende wereldopinie in. Voor Drik liep het nog redelijk goed af, maar heel wat kameraden, jongens van nauwelijks 20, kunnen het niet meer navertellen. Voor hen komt de erkenning veel te laat.

Ton Kuppens
Chiel in het leger

Het is op de Nieuwendijk gebeurd het is wel schokkend maar waar. Chiel de Pender kreeg een oproep, dat was zeer onwaarschijnlijk. Maar na een patat met of zonder bij Pelikaan, tegenover de school bij de stoep (de oude woning van mesjeu van Es) daar werd dit wonder ten voeten uit besproken in bijzijn van Chiel zelf !!!! Allen spraken tegelijk. Was dit zo,n nieuwe gedachte dan?
Was het nooit eerder gebeurd? Natuurlijk wel! Nieuwendijk heeft zijn soldaten geleverd' Dat was het niet maar wat dan het antwoord zal duidelijk zijn---- Chiel---- Zeg Chiel wat denk je zelf van dit vooruit zicht. Tot onze verbazing,het werd heel stil, kwam het antwoord, "Ik ga" dat gaf wel een schok velen waren onder de indruk van zo,n koen besluit. Maar ik ben over zes weken weer thuis. Chiel ging,en wij wachten af. De eerste melding was Amsterdam daar was ruimte genoeg dachten wij jawel.
Zes weken na zijn vertrek was de Pender weer thuis, hoe kon dat?
Chiel jongen vertel!!!" Wanneer ga je weer terug naar Amsterdam". Ik ben ontslagen uit dienst,hoe dan vertel eens.?
Toen hij in dienst begon hij moest vroeg in de morgen aantreden met al de jongens. De Pender je haar is te lang werd gezegd. Hij naar de kapper heel de dag zoek. De volgende dag aantreden. De Pender waar was je gister? Naar de Nieuwendijk bij G. Kant. Zijn eerste straf en er volgen er vele.
Bij een mars commando hoofd der colonne links dramde onze Chiel rechtsaf. Apeldoorn bellen bestond nog niet, dus Chiel ging in de bak!
Schiet oefening nummer1 Chiel achter het geweer hij richtte op de instructeur en vroeg moet ik zo schieten,de man werd wit van angst en wist niet beter te doen dan een rapport opstellen. U raad al wat er komt In de bak. precies! Met handgranaten gooien was het ook al mis, die kende hij nog van de oorlog, een busje met een houten steel ja dat wist hij.
Maar die eenden eitjes "Wat mot ik met die vuile aaier". Weer in de bajes. Ademloos zaten wij naar Chiel te luisteren. Er zijn nog vele anekdotes toe te voegen alleen al als je denkt aan het kazerne plein na bevelen ontvangen te hebben die alle man schappen duidelijk moest zijn laat onze Chiel een kanjer van een boer over de binnen plaats klinken. Of, zeggen ze in Amsterdam, hij liet een agrariër uit, hoe ook, het recht moet zijn loop hebben en zo kwam hij weer in de nor. Veel is er nog aan toe te voegen maar Chiel had de
slag gewonnen Na langdurig overleg van de legerleiding werd hij ontslagen. Na dit verhaal was de cafetaria te klein een groot gejuich barst los. Toen de rust was weer gekeerd gingen ook wij naar huis.
H van Daalen
Diejen H. van Daalen zit uit zunne nek te lukken met zijn verhaal: Chiel in het leger
Dat was Nico de Pender, oftewel Nico de zeikerd. Hedder gelijk weer unne bijnaom bij.
En Nico was binnen zes weken uit dienst, omdat hij steeds zeikte waar ie stond. en de leste keer sloeg tie een officier plat. Officieel istie wegens S5 op grond van heimwee uit dienst gegaan.

Wees gegroet,
Cornelis Heijstek

Chiel Kotang

Chiel Kotang (Chiel de Pender) moest met zijn vader mee om in de Biesbosch te werken (nou was Chiel niet zoals een ander, Chiel was verstandelijk gehandicapt) Chiel had naar zijn gevoel al een hele poos gewerkt toen hij aan zijn vader
vroeg wanneer ze naar huis gingen.
Wel, Chiel, M'n jongen zei z'n vader, als het brood op is dan gaan we pas naar huis. De rest laat zich raden Chiel at al het brood op en ging naar huis!! Waar gebeurd!.

Kees Struik

Jan Westerhof

Een  wel heel markante Nieuwendijker was ik ook vergeten n.l.Jan Westerhof oftewel  "Jan de Keeas" (ik weet niet of het zo goed geschreven is).

Als kleine jongen kwam Jan met zijn ouders van het hoge noorden naar Nieuwendijk, ik dacht dat zijn vader bij het melkfabriek werkte, maar zeker weten doe ik dat niet. Hij was getrouwd met Cor Kloots uit Werkendam en heeft heel lang gewoond in de Margrietlaan tegenover het Groene kruisgebouw.Zelf werkte Jan als timmerman _aannemer samen met Wim Groeneveld en Niek Struik en hadden hun werkplaats in de Bernhardlaan, waar nu schilder Pruisen zijn nering heeft.Wij gingen daar altijd om houtkrulletje voor de witte muis. Later werkte hij bij Josje Pruisen en zat toen veel in België. Hij kon fantastisch vertellen over vroeger en je kon dan ook uren naar hem luisteren. Jan was meen ik ook mee van de eerste doelman van v v "Altena" en deed op latere leeftijd nog wel eens mee met de veteranen. Ook was Jan begaafd met een geweldige zangstem, hij had een stem als een klok en ik kan me nog herinneren dat hij in de kerk solo zong met begeleiding van O.N.S.en was jaren lid van O.K.K., al met al een zeer bekende Nieuwendijker.Waarom ze hem de Kaes noemde weet ik niet, misschien dat het model van z`n hooft er mee te maken had of het beroep van z`n vader?

Bert Branderhorst

Dokter Bouwkamp. Van huisarts in Nieuwendijk tot filosoof

Al jaren is hij geen huisarts meer in Nieuwendijk en toch valt zijn naam nog zeer regelmatig. Dokter Bouwkamp, een spraakmakend persoon met een geheel eigen visie op het leven. Hij nam daarover geen blad voor de mond en kon zo mensen aardig van hun stuk brengen  Altena Nieuws sprak met hem over zijn periode als huisarts en “zijn zoektocht naar de rest van het bestaan na het dokterschap”.
Bouwkamp groeide als enig kind op bij zijn oom en tante, in het glazen huis van een notarisgezin. Tien dagen na zijn geboorte, in 1924, is zijn moeder overleden. Zijn vader overleed 3 maanden daarna. Zijn pleegouders stimuleerden hem tot een studie medicijnen, waar hij, door allerlei nevenactiviteiten, 10 jaar de tijd voor nam. In 1956 werd hij huisarts in Nieuwendijk. “Allemaal huisjes met vrouwen en kinderen, want veel mannen werkten buitenaf. Op vrijdagavond kwamen ze thuis om hun gerief te halen. Dat was voor veel vrouwen een probleem.” Begin zestiger jaren kwam de pil op de markt kreeg dokter Bouwkamp het middel in handen dat bij vrouwen de angst voor een te groot gezin wegnam. Hij werd naar eigen zeggen “pilgek”. Jonge meiden, bij wie hij maar enigszins een verlangen naar seksualiteit bespeurde, kregen van hem al de pil mee. Op den duur kwamen ook de moeders om het nieuwe voorbehoedsmiddel. Bouwkamp was voor gezinsbeheersing. Het aantal ongewenste zwangerschappen daalde van 8, naar 2 op de 10.

Rutgerstichting

Het baanbrekende werk van Bouwkamp sprak zich al snel voort. Tijdens een regenachtige voetbalwedstrijd achter zijn huis werd hij gevraagd voor de Rutgerstichting de pil te gaan verstrekken. Dit resulteerde in het jarenlang houden van een wekelijks spreekuur in Gorinchem. Wanneer een voorbehoedsmiddel een enkele keer het bedoelde werk niet had gedaan, voelde Bouwkamp dat voor een deel ook als zijn probleem en adviseerde mensen naar Engeland te gaan. Het land waar vrouwen toentertijd voor een abortus terecht konden.
Bouwkamp heeft naar eigen zeggen “duizenden vrouwen geholpen met minder ellende door het leven te gaan”. Hij heeft dit duidelijk als een plezierige kant van zijn vak ervaren. “Als dokter zie je echter ook meer leed dan je als mens kunt hebben. Het moeilijke van het huisartsenvak zit ‘m in de onoplosbare problemen zoals kanker en burned out. De reguliere geneeskunde heeft daar geen antwoord op.” Als Bouwkamp de huidige praktijk van een huisarts vergelijkt met die uit zijn tijd, dan ziet hij vooral overeenkomsten. Wel is het vak in de loop der jaren ingewikkelder geworden door het uitbreiden van de administratie en het grotere assortiment medicijnen. “Het blijft echter een mooi beroep vanwege de intermenselijke contacten. Je krijgt de hele mens ter beschikking; dat maakt intiem”, aldus Bouwkamp.

Schaarse vrije tijd
Naast zijn werk als huisarts gaf Bouwkamp enige tijd, samen met loco-burgemeester Biesheuvel en de hervormde predikant, het krantje “Actualiteiten” uit. De drie prominenten wilden een forum vormen voor “het dorp wat eigenlijk nergens echt bij hoorde”. Verder besteedde hij zijn schaarse vrije tijd graag aan vissen. Dat was hem echter niet altijd gegund want menig keer werd hij van zijn hengel weggeroepen om een bevalling te begeleiden. Eigenlijk kwam het erop neer dat Bouwkamp geen privé-leven had. Hij was zelden of nooit los van zijn werk en in gesprek raken met zijn 4 kinderen was er dan ook niet bij. De dienstregeling voor de zondagen, die op een gegeven moment ingesteld werd, gaf wel wat mogelijkheden voor het gezin, maar werd door Bouwkamp ook ingevuld met zweefvliegen.

Na het huisartsenbestaan
In 1984 werd de dokterscarrière van  Bouwkamp voortijdig beëindigd. Hij werd volledig afgekeurd wegens een tia (soort hersenkrampen) en had volgens artsen nog slechts 5 jaar te leven. Hij vertrok uit Nieuwendijk om te kunnen overleven. Tien jaar daarvoor had hij aan een stervende Nieuwendijker het advies gegeven naar Spanje te gaan omdat “je daar langer kunt leven vanwege het klimaat en het feit dat je de mensen niet kent en dus niet met hun ellende geconfronteerd wordt.” Hij reisde deze nog springlevende man achterna. Eenmaal tot rust gekomen had het leven in Spanje veel weg van “het vullen van de tijd tussen nu en doodgaan”. Samen met zijn partner Len kocht Bouwkamp een caravan en ging rondtrekken om te zien wat er in de wereld nog meer te koop was. Na vijf jaar reizen werd in Frankrijk een boerderij gekocht. Het werk op een boerderij nekte Bouwkamp echter opnieuw. Lichamelijk ging hij achteruit en in 1992 werd de boerderij verkocht. Bouwkamp vestigde zich samen met Len definitief op de plek die hij in de voorliggende jaren regelmatig tijdelijk als thuisbasis gebruikte; naast zijn voormalige assistente Elly Walraven. “Len en ik moesten voor ons bestaan een nieuwe vorm vinden. Ik was inmiddels gescheiden van mijn vrouw en voor Len en mij was de gebruikelijke nestvorming en het krijgen van kinderen er niet meer bij. De vraag was wat ermee te doen. Eigenlijk ben ik blijven steken in het filosoferen over de zin van het leven”, aldus Bouwkamp.

In zijn periode als huisarts is Bouwkamp naar eigen zeggen “meer hulpverlener van vrouwen geweest, dan dokter”.  Als hij opnieuw zou mogen kiezen, werd hij ook geen huisarts, maar “nadenker over het leven”. Inmiddels heeft hij zijn eigen ideeën gevormd over de ziektes waar hij indertijd geen raad mee wist en is zijn interesse voor conceptie uitgemond in gedachtes over prenataal psychologie; invloeden op de mens voor zijn geboorte. Vierentwintig uur per etmaal is Bouwkamp aan het beschouwen. ’s Nachts in zijn dromen, die hij zelf een richting geeft. Dromen zijn erg belangrijk voor hem. Hij is er dan ook zeer nieuwsgierig naar of hij zelf nog wel eens een rol speelt in het droomleven van Nieuwendijkers. Via Elly Walraven, of per brief  kan men dit aan dokter Bouwkamp laten weten!(
Altenanieuws 10 februari 2001, Corine Verweij)
Startpagina                 Facebook                Emailen

                
      
Terug naar de inhoud